Metaaldetector Techniek


Speciale detector technieken

In dit artikel zullen we eens wat nader ingaan op speciale technieken in de detectorwereld. We hebben het in het in de voorgaande artikelen voornamelijk gehad over de normale hobbydetector, die voor de meeste toepassingen gewoon goed voldoet. Er zijn echter omstandigheden die vragen om een speciale benadering. Onder het motto "de techniek staat voor niks", zijn verscheidene Willie Wortels bezig geweest met het uitvinden van apparaten voor speciale doeleinden. We zullen er een paar nader bekijken.

De Two Box Locator
Vaak diepzoeker genoemd, naar zijn belangrijkste eigenschap. Een leuke techniek om grotere voorwerpen tot grote diepte te kunnen opsporen. En als ik zeg grotere voorwerpen, dan bedoel ik voorwerpen vanaf het formaat helm. Voor kleinere voorwerpen is een goede gewone detector beter. Wat hier een nadeel lijkt; het ongeschikt zijn voor het opsporen van bijvoorbeeld munten, kan ook als voordeel worden uitgelegd. Neem nou eens een vliegtuigwrak uit de Tweede Wereldoorlog. Als je aan de hand van oude documenten en een vaag ooggetuigenverslag zo'n ding ongeveer weet te zitten, dan ben je het meest gebaat bij een two box locator. Je hebt namelijk geen enkele last van klein metaal zoals spijkers, krammen, bierdoppen en aluminium melkdoppen, (je weet wel, die dingen die we vroeger inzamelden en naar de arme landen stuurden in plaats van de melk waar ze echt behoefte aan hadden). Tegelijkertijd is het wonderding wel in staat een motorblok van een spitfire tot zo'n vier meter diepte aan te wijzen! En je hoeft er dan niet eens echt precies overheen te lopen. Je kan dus met zo'n ding in fors marstempo flinke terreinen verkennen. Een club bij mij in de omgeving is hierin gespecialiseerd en scoort regelmatig met behulp van zo'n detector. lkzelf zie op tegen het graafwerk... Er zijn ook amateurs die met een dergelijke detector oude wapendepots vinden, zoals een achtergelaten zoodje granaten waar vroeger een batterij luchtdoelgeschut stond. De oude term "two box locator" verdient misschien wat extra uitleg. De eerste exemplaren waren namelijk opgebouwd uit twee "dozen", verbonden door een steel van ongeveer een meter. De eerste doos bevatte een zender, en straalde zijn energie uit middels een om de doos gewikkelde antennespoel. De tweede doos bevatte een ontvanger met een soortgelijke antennespoel. De twee antennespoelen waren haaks ten opzichte van elkaar gemonteeerd aan de steel zodat minimale koppeling tussen zender en ontvanger optrad. Elk groter stuk metaal verstoort dit elektromagnetisch evenwicht en kan zo worden gedetecteerd. Ziet u de overeenkomst met de zoekschotel van de normale detector? Ook hier liggen de spoelen dusdanig dat minimale koppeling optreedt. In feite is de two box locator niets meer dan een detector met een enorme opengewerkte zoekschotel waar je middenin loopt... De naam Two Antenna Locator zou inmiddels wat toepasselijker zijn. Het uiterlijk van deze machines heeft namelijk een flinke ontwikkeling doorgemaakt.
Diepzoeker
De White's TM808 heeft bijvoorbeeld een centrale kast met handgreep, en voor en achter een stevige maar slanke antennering uit aluminiumbuis. Er zijn dus geen twee "dozen" meer te vinden. Een leuke variant werd destijds door Garrett aangeboden, de Bloodhound; een soort van antenneconstructie die aan de kast van hun topmodel gewone detector te monteren was. lk weet niet of deze optie nog steeds verkrijgbaar is.
Waarom ik niet gewoon diepzoeker zeg: De term Two Box Locator vertelt meteen wat over het werkingsprincipe, en een "diepzoeker" hoeft niet per se van het Two Box Locatortype te zijn, ook andere methoden zijn in staat tot op grote diepte te meten.

Magnetometer
De magnetometer moet je zien als een soort elektronische kompasnaald: hij bekijkt het aardse magneetveld en merkt verstoringen op die door bijvoorbeeld een groot stuk metaal worden veroorzaakt. In de Tweede Wereldoorlog is deze methode uitgegroeid tot een middel om vanuit vliegtuigen duikboten op te sporen. Men doopte het "MAD" (Magnetic Anomaly Detector, ofwel Magnetische Afwijkings Detector). Toen was een enorme raamantenne nodig die aan een forse vliegboot werd gemonteerd. Tegenwoordig zie je op de Orion vliegtuigen slechts een verlengd staartstuk dat de antenne bevat. Je kunt erop rekenen dat zo'n detector diep gaat!
Een moderne duikboot kan honderden meters diep duiken, en toch vonden de Sovjets het nodig om hun modernste duikboot van peperduur titanium te bouwen omdat titanium geen magnetische verstoring geeft! (Blijkbaar zit er geen "All Metal" knop in zo'n dure Orion!) Eigenlijk kan je dus ook de magnetometer niet echt een metaaldetector noemen; niet alle metalen hebben invloed op het aardmagnetisch veld, en verscheidene steensoorten juist wel. Het principe kan zelfs worden gebruikt om fundamentresten op te sporen.
Nog een nadeel behalve de prijs is het feit dat het doel slechts pal erboven kan worden gedetecteerd. Net als de hobbydetector boven de munt moet zweven, moet de Orion vrijwel pal boven de duikboot zitten voor goede detectie. Het leger gebruikt ook detectoren volgens dit principe, om b.v. mijnen op te sporen. Voordeel hierbij is dat de magnetometer niets uitzendt; de vijand zou b.v. een landmijn kunnen maken die naast de gewone ontsteking door gewicht of trilling, ook afgaat bij het meten van een zendersignaal van een metaaldetector! Behalve voor het opsporen van fundamentresten en bommen en granaten is dit principe voor onze hobby niet echt interessant. Wie toch geïnteresseerd is, kan mij bellen voor een importeur.

Pulse Inductie
PI-detector
Een ander principe, waar we het al eerder over hebben gehad, is de Pulse Inductie machine. Dit principe werkt met een eenvoudige enkelvoudige spoel. Daardoor is het vrij goedkoop om meerdere spoelformaten te gebruiken. Er bestaat zelfs een versie waarbij de grote raamantenneachtige spoel tussen twee personen wordt gedragen. Sterk punt van de Pulse Inductiedetector is zijn grote dieptebereik, en zijn ongevoeligheid voor grondmineralisatie. Zwak punt: De zeer beperkte discriminatiemogelijkheden, of het geheel ontbreken daarvan. Als diepzoeker of duikdetector prima, als archeologische hobbydetector minder.

VLF detectors
Na deze korte omzwervingen langs alternatieve detectorprincipes komen we voor onze hobby toch weer terug bij de bijna klassieke VLF motiondetector. Deze detector biedt ons gewoon het meest; goede zoekdiepte gecombineerd met prima discriminatie of zelfs identificatie. Dat ook hier de Willie Wortels niet stil hebben gezeten blijkt uit een aantal varianten op dit aloude zend/ontvangprincipe

De meeste varianten werken qua detectieprincipe op de conventionele manier. Bij de interpretatie van de meetgegevens wordt echter de hulp ingeroepen van aanvullende elektronica, soms in de vorm van een microprocessor. Een waarschuwing is hier op zijn plaats; zeker niet alle toeters en bellen zijn een aanwinst. Vooral Amerikaanse zakenlieden zijn erg sterk in het oppompen van hun productspecificaties. Kijk maar naar de commerciële TV-uitzendingen. De ene "ongelooflijk" na de andere "fantastisch" flitst in razend tempo over uw scherm. En elke keer vinden ze blijkbaar nieuwe slachtoffers. De prachtigste dingen komen uit de States, maar de grootste nep die ik ooit onder mijn ogen heb gehad, was ook made in USA... Oppassen dus!

TR Detectors
Wat mij als technicus altijd heeft gestoord is de "kromme" terminologie die sinds jaar en dag de detector wereld heeft gedomineerd. Als je als technisch opgeleid persoontje in aanraking komt met de detectorwereld, word je herhaaldelijk misleid door uitdrukkingen, die blijkbaar heel wat anders betekenen dan je logischerwijs zou vermoeden. Een TR-detector bijvoorbeeld is voor veel mensen iets heel anders dan een Motion detector. Een onschuldige maar onjuiste voorstelling. Een doorsnee Motion detector is name1ijk OOK een TR-detektor. TR staat voor Transmit/Receive ofwel Zend/Ontvang. We hadden juist geconcludeerd dat de moderne hobbydetectoren vrijwel alle werken volgens het Zend-Ontvang ofwel het TR-principe. De ouderwetse TR-detector was er het eerst, en is later doorontwikkeld richting Motion detector. TR-Morion detector zou een meer komplete benaming zijn.

Kwalijker wordt het als men bewust een foute voorstelling van zaken probeert te creëren. Een bepaald merk had bijvoorbeeld een kanjer van een knop op zijn detector zitten, met de uitdrukking Transmit Power, ofwel zendvermogen. Het formaat van de knop tesamen met de tekst erboven doet vermoeden dat er een wereld open gaat als je het lef hebt aan dat wiel te draaien... Nee hoor nader onderzoek op de meettafel leert dat de knop niet het zendvermogen opkrikt maar gewoon de gevoeligheid van de ontvanger. Voor de gebruiker is het gewoon een sensitivity knop, maar door die knop een abnormaal formaat te geven en middels de tekst te suggereren dat je daarmee een soort krachtcentrale beheerst, krijgt die knop, plotseling een veel dramatischer effect. Je ziet in gedachten al je zoekspoel dieprood opgloeien van de pure power! Wow, dat moet wel diep gaan! BULLSHIT! (Ook een Amerikaanse vinding trouwens, "Bullshit"..) Dat er zo'n stukje misleiding wordt toegevoegd aan een overigens best goede detector vind ik jammer; het product en merk verliezen zo geloofwaardigheid. Nog een voorbeeld: van de heer Wouters uit België ontving ik een kopie van een advertentie. Een Amerikaans verzendhuis schrijft over de "Viper" detector: "Veldtests wezen uit, dat dieper gelegen doelen (12 tot 16 inch), aan de rand van de detector zijn bereik, niet genoeg energie leverden om een piepje te veroorzaken. Om dit probleem op te lossen zijn VOOR de geluidselektronica een aantal LED's (lichtjes) in de schakeling opgenomen. LED's hebben minder energie nodig dan het piepje, dus de LED's laten doelen zien die voor het geluid nog onbereikbaar zijn". Zonder in technische details te treden, wil ik het volgende kommentaar leveren: BULLSHIT! Het kan best zijn dat de LED's aanvullende informatie geven, zoals een metertje kan doen, maar de betekenis die de adverteerder eraan geeft, is ronduit nonsens. Een andere soortgelijke detector heeft een rij LED's die als bij een scanner voortdurend "zoekt". Ik kan het zonder die detector niet bewijzen, maar het riekt wel weer sterk naar optisch vermaak. Overigens moet ik de heer Wouters uit België nog danken voor zijn inzending, en mijn verontschuldigingen aanbieden voor het uitblijven van mijn antwoord. Ik wil ook graag bij deze iedereen oproepen die interessante of maffe advertenties of artikelen over detectoren heeft gezien. Stuur ze me asjeblieft toe. Misschien worden we er wijzer van!?

Welnu, niet alle toeters en bellen zijn zonder nut. De identificatiemeter is er zo één die echt wel zijn nut heeft bewezen. Op een echt archeologische site volstrekt overbodig, maar op de vervuilde velden die de amateur soms beloopt, kan de meter een goed hulpmiddel zijn. Als de vervuiling bijvoorbeeld bestaat uit trekringen, of uit andere stabiel identificeerbare voorwerpen, dan pik je ze er met de meter zo uit, en je bespaart jezelf veel tijd en graafwerk. Als je op grasland zoekt geeft dit als extra voordeel dat je de grasmat minder toetakelt. Het summum van de identificatie- detectoren wordt op dit moment gevormd door de digitale detectoren. Belangrijk is dat het gehele identificatiebereik in voldoende kleine stapjes is verdeeld. Je kunt je namelijk voorstellen dat als je het totaalbereik opsplitst in b.v. slechts 10 gebiedjes, je grote kans loopt dat sommige interessante voorwerpen in hetzelfde gebiedje zitten als de trekring. Dan heb je hetzelfde probleem als met de analoge notchdetector, die ook een te grote hap uit het detectiespectrum haalt. Een merk bewijst dat het kan, en overdrijft het zelfs een beetje: met 190 gebiedjes is het gehele spectrum in voldoende kleine partjes gedeeld om er enkele te kunnen uithalen.
XLT
Deze detector is zelfs in staat om te leren welke voorwerpen wel of welke niet mogen worden gedetecteerd. Twee microprocessoren aan boord interpreteren de meerdere metingen die per zwaai (!) van een voorwerp worden gedaan, en presenteren die in de vorm van een staafdiagram op het beeldscherm. De detector haalt dus veel meer informatie naar binnen dan een gewone piepstok en zet die om in verteerbare audio en in visuele informatie. Een echte aanwinst voor die zoeker, die ook regelmatig een recreatieterrein of strand beloopt. Is de vervuiling veel complexer, en je zoekt naar oudheden, dan voldoet zelfs ook dit systeem niet geheel meer. De uitslag die een stuk aluminium melkdop geeft, kan net zo goed een dun sieraad zijn.

Een andere techniek die weleens voordeel zou kunnen opleveren, is het gebruik van meerdere frequenties. Zoals bekend kun je een detector andere eigenschappen geven door je zendfrequentie te veranderen. Er bestaan een paar detectoren die je kunt omschakelen tussen twee frequenties, de hoogste frequentie is dan vaak voor goud bedoeld. De AU2000 van Compass bijvoorbeeld kan je omschakelen van ca. 13 kiloherz naar 50 kilohertz (kHz). Die 50 kiloherz geeft betere resultalen voor goud. Kijk maar naar de frequenties die alle merken gebruiken voor gouddetectie; het ligt vrijwel allemaal tussen de 30 en 150 kHz. Alle normale frequenties voor allround detectoren liggen zo tussen 3,5 en 15 kHz. Het lijkt dus logisch een detector te bouwen die met meerdere frequenties tegelijk werkt om zo extra informatie aan de bodem te ontlokken. Fisher heeft momenteel zo een dual-frequency detector op de markt. Welke frequenties deze machine gebruikt en wat de uiteindelijke prestaties zijn is mij nog onbekend; ik heb zo'n toestel nog nooit kunnen uitproberen. Nog een flinke stap verder en je komt bij de BBS-technologie.

BBS detectors
BBS staat voor Broad Band Spectrum, ofwel breedband frequentiespectrum. De eerste keer dat ik met deze technologie in aanraking kwam was bij een Minelab machine. Deze detector komt oorspronkelijk uit Australië, en is speciaal ontworpen voor de zeer extreme grondmineralisatie aldaar.
Minelab
Een luchttest was toen niet indrukwekkend, maar een praktijktests in een zoutwaterstrandgebied met veel baksteenresten wees uit dat deze detector zo ongeveer de enige was die tegelijkertijd baksteen en zoutmineralisatie aankon! Dezelfde techniek vinden we nu in de Minelab Excalibur duikdetector. De gedachte achter het principe is ook hier dat met meerdere zoekfrequenties tegelijk veel meer informatie te verzamelen is dan met een enkele frequentie. De fabrikant stelt dat met 17(!) frequenties tegelijk wordt gewerkt. De interpretatie van de op deze wijze verzamelde gegevens is dan uiteraard ook zeer complex. Ook hier zal een microprocessor de uitkomst moeten presenteren in voor mensen verteerbare piepjes. Als ik dit artikel schrijf heb ik nog geen gelegenheid gehad deze machine uitgebreid te testen, maar analyse van het zendersignaal laat zien dat we iets heel bijzonders onder handen hebben. Zelf meet ik nog veel meer frequenties dan 17 maar het kan natuurlijk zijn dat met "slechts" 17 stuks wat wordt gedaan in de ontvanger. Helaas leent deze machine zich slecht voor mijn studie, omdat hij natuurhjk waterdicht moet blijven. Voorlopig blijft het daarom raden naar de gebruikte signaalverwerking. Qua geluiden lijkt het apparaat redelijk normaal: toonhoogte geeft een indicatie van de soort vondst, en bv. nikkelgeld verraadt zich mooi door een soort "pjongg" geluidje. Hoewel dit principe dus al jaren bestaat, hebben we er hier in Nederland nog maar weinig van vernomen. Een belangrijke oorzaak zal zeker zijn dat het commerciële succes van een detector sterk afhangt van het formaat importeur dat het product voert. Sinds kort wordt de Excalibur door een der grote importeurs in Nederland ingevoerd. Als de techniek deugt zullen we er beslist meer van gaan horen en zien.

Opvoeren
Een relatief eenvoudige, maar goed werkende techniek waar inmiddels al heel wat amateurs gebruik van maken, is het opvoeren van het zendvermogen van een detector. Een belangrijke beperking waarmee je dan te maken krijgt, is de energievoorraad die je meedraagt in je accu's. Verhogen van zendvermogen betekent domweg dat je meer slurpt uit je accu's. Als je nou een detector hebt met een flinke accucapaciteit aan boord dan kan je zoektijd inruilen voor zendvermogen, en dus diepte. Het mooiste is als je dan tenminste nog een kleine 8 zoekuren op een acculading overhoudt. Bij detectortypen die zich er echt voor lenen kan je flinke dieptewinst boeken. Tijdens een veldtest met een zwaar opgevoerde detector kon een duitje in vette Beuningse rivierklei op ca. 38 cm diepte nog prima worden gehoord. Pas bij extra optillen van de schotel tot 5 cm boven de grond verdween het piepje. De amateur die daarbij was en sindsdien ook met zo'n detector zoekt, belde me later dat hij een zilveren dubbeltje op zeker 18 cm diepte had gevonden, in kleigrond! Er zijn dus een heleboel wegen die naar Rome leiden, en elke weg heeft zijn voors en tegens. Mijn boodschap in deze is kortweg, laat alle nieuwtjes rustig over u uitstorten, maar voordat u de portemonnee trekt: uitproberen!

Intussen zou ik nogmaals importeurs en lezers willen uitnodigen om nieuwtjes in welke vorm dan ook naar mij door te spelen. Ik kan uiteraard alleen schrijven over de dingen waarmee ik in aanraking kom.
lijn