Metaaldetector Techniek


Praktische overwegingen bij de keuze van een detector

Iedereen kent het probleem; welke detector is voor mij de beste keuze. Allereerst moet je natuurlijk vaststellen wat je kunt en wilt uitgeven. Er is echter een duidelijke ondergrens; onder de 600 gulden is nauwelijks iets fatsoenlijks te koop. De detectoren die lager zijn geprijsd moeten helaas vaak gezien worden als "speelgoed". De prestaties sluiten nauwelijks of geheel niet aan bij wat de doorsnee amateur nodig heeft. Een nieuwkomer in de hobby die op zo'n machientje begint, zal in dit tijdperk van "overbevissing" vrijwel altijd ontevreden zijn over zijn resultaten. Gevolg: de hobby levert niet de voldoening op die men verwachtte, de detector komt na tevergeefse verkooppogingen op zolder te liggen, en de trieste eigenaar meldt zich bij de locale biljartclub.

De kans dat de hobby wel een succes wordt, is beduidend groter als men een detector aanschaft boven de 6oo gulden. (Mocht uiteindelijk ook deze eigenaar zich melden bij de biljartclub, dan brengt zijn detector tenminste nog redelijk geld op!)

We zullen de "ideale detector" eens nader gaan omschrijven. Let wel, wat voor de één ideaal is hoeft dat voor de ander uiteraard niet te zijn! De hieronder gegeven punten zijn duidelijk mijn persoonlijke visie als detectoramateur en vooral ook als technicus.
Iedereen moet de diverse eisen wegen aan zijn eigen behoeften om zijn of haar "ideaal" te bepalen. Ik denk echter wel dat onderstaande punten voor een zeer groot deel van de clubleden van groot belang zullen zijn, en ik hoop menigeen het belang van enkele overwegingen te tonen die mijns inziens nog niet de aandacht krijgen die zij verdienen.

Mijn ideale detector moet o.a. :
1. Een voldoende groot dieptebereik hebben.
2. Goed discrimineren en over een groot bereik instelbaar zijn.
3. Licht zijn en het zwaartepunt moet hoog liggen.
4. Voldoende bestand zijn tegen stof, vuil, en vocht.
5. Een makkelijk batterijsysteem hebben en liefst op accu's kunnen werken.
6. Fatsoenlijk geprijsd zijn en liefst van een bekend merk, zodat verkoop of inruil nooit een probleem is.

Dit zijn een aantal van de meest belangrijke eigenschappen, maar persoonlijk wil ik er nog een paar toevoegen, die vaak veel te weinig aandacht krijgen. De detector moet:
7. Geschikt zijn voor meerdere typen schotels
8. Van een merk zijn dat goede en lange garantie geeft en moet liefst plaats bieden voor aanpassingen, of uitbreidingen.
9. Liefst op meerdere plaatsen verkrijgbaar zijn, zodat bijv. inruil of service nooit op een dood spoor komt.

Dan zijn er nog enkele criteria die mijns inziens juist niet perse nodig zijn. Een gemiddelde goede detector hoeft dus niet per sé:
10. Supercompact te zijn en opgevouwen in een attachékoffertje te passen.
11. Een identificatie systeem te bezitten.
12. Probleemloos inzetbaar te zijn tijdens de meest gewelddadige stortbuien, windhozen of tsunami's.

Ik zal al deze overwegingen punt voor punt motiveren, en iedereen mag zelf oordelen in hoeverre hij of zij dezelfde criteria hanteert.

1. Een goed dieptebereik vind ik essentieel.
Als de vondsten voor het oprapen liggen, kun je volstaan met een luie detector, maar op intensief afgezochte terreinen zal alleen een fitte detector nog zeker het één en ander tevoorschijn toveren.

2. Goed discrimineren.
Het discriminatiegedrag moet redelijk "schoon" zijn, dus duidelijk afwijzen en duidelijk accepteren. Verder moet de discriminatie linksom ook ijzer accepteren. Dit zal ik later duidelijk maken.

3. Licht hanteerbaar.
Belangrijker nog dan het gewicht is de plaats waar dit gewicht zit! Een kilo onder je armsteun is voor vrijwel niemand een probleem. Een zoekschotel van een een kilo is een absolute ramp!

4. Stoten, vuil en vocht.
De schotel moet veel kunnen incasseren. Hier gelden de zwaarste eisen. De elektronica kan echter volstaan met een stevig kastje, mits die een paar druppeltjes regen niet schuwt.

5. Belangrijk! Elke keer weer komt het batterij wisselen om de hoek
Meestal is bij de meer betaalbare detectoren de voeding een beetje armzalig opgelost met 9V blokjes. Dit is duur, onhandig, en dit vraagt om breuk in de voedingsdraden. Eén van de twee merken die ik per sé NIET meer wil repareren spande de kroon: maar liefst zes 9V blokjes waren nodig voor deze detector. De eigenaar liet mij een speciale lader bouwen zodat hij voortaan met NICADS kon werken. Prijs van alléén de NICADS: ca. f 155,-! Het mooiste werkt één cassettesysteem zoals van één van de grote merken. Alle nieuwe modellen van dit merk gebruiken dezelfde "chocoladereep" die gevuld wordt met 8 penlight batterijen of NICADS. De penlight batterij of NICAD heeft een zeer goede prijs/energie- en gewicht/energieverhouding.

6. Een billijke prijs is voor de meesten van ons belangrijk.
Een goede inruil- of tweedehandsprijs is eigenlijk net zo belangrijk. Als je een bekende en populaire detector koopt zal die later makkelijk en gunstig te verkopen of in te ruilen zijn.

De bovenstaande argumenten spreken voor zich. Die nu volgen zijn toch ook zeker het overwegen waard:
7. Meerdere typen schotels.
Voor de gevorderde allround amateur eigenlijk een must. Kun je 80 % van de terreinen met je standaardschotel af, op de overige 20 % kun je de prestaties aanmerkelijk verbeteren met een speciale schotel. Voorbeeld: menig goede universele detector verslikt zich op stortgrond uit de binnenstad. Een piepklein schoteltje maakt van de geluidenbrei plotseling weer heldere taal. Ook hierover zullen we een keer flink uitwijden.

8. Lange en goede service en garantie is een zegen voor de gebruiker.
Als de detector jarenlang foutloos werkt, doet zijn eigenaar dat zelden. Doorgestoken kabels, afgebroken batterijklepjes, kwijtgeraakte schroefjes... Belangrijk is dus dat de meeste problemen snel, goedkoop en efficiënt worden opgelost. Dit kan alleen als de importeur en zijn distributienetwerk voldoende daarin investeren.

9. Verkrijgbaarheid op meerdere plaatsen stelt een aantal zaken veilig.
De klant hoeft niet ver te reizen voor aankoop of service, en als je dealer overlijdt of vlucht naar Timboektoe, zijn er nog genoeg dealers over.

Nu de drie punten die meestal NIET zo noodzakelijk zijn. Hoewel, het kan natuurlijk altijd dat een amateur om wat voor reden dan ook WEL vasthoudt aan één of meer van de onderstaande argumenten.

10. Supercompact komt soms van pas op vakantie.
Je neemt dan de detector in je handbagage mee. Voor het gewone werk? Ach, dan zou je eigenlijk ook een supercompacte schep en supercompacte rubberlaarzen moeten hebben, anders schiet je er nog maar weinig mee op!

11. Identificatiesystemen
Bloedmooi, maar niet essentieel om lol aan de hobby te beleven. Wel erg nuttig als je ook veel op recreatiestranden zoekt.

12. Stortbuibestendig of echt onderwaterbestendig?
Ik ben niet zo'n dwangmatige zoeker dat ik onder de meest barre omstandigheden door de modder loop te soppen. Een beetje regen mag natuurlijk geen schade veroorzaken aan je detector, maar verreweg de meeste detectoren voldoen redelijk aan de regenbestendigheid die de doorsnee amateur verlangt. En dan daarbij: Ik zie persoonlijk liever dat mijn geld besteed is aan perfecte zoekprestaties dan aan rubberpakkingen en afdichtringen...

We zullen één van de belangrijkste aspecten van de hedendaagse detector nog eens nader bekijken: de discriminatie. Om te beginnen moet de discriminatie voldoende laag te zetten zijn, zodat ijzer hoorbaar wordt. "Maar ik zoek helemaal geen ijzer" hoor ik u zeggen. Klopt. Maar laten we weer eens kijken naar onze "lineaal".
Lineaal

Rechts bevindt zich het vondsten en discriminatiegebied. De verticale pijl stelt het kantelpunt voor waarop de Disc-knop staat ingesteld. Alle voorwerpen die qua geleiding rechts van dit kantelpunt zullen hoorbaar zijn, de rest wordt gediscrimineerd.

Een vervelend trekje van het discriminatieprincipe is echter dat voorwerpen die dicht bij het kantelpunt liggen al flink aan diepte inboeten. De detectiegevoeligheid voor de geaccepteerde voorwerpen kun je zien in onderstaande figuur:
Detectie_gevoeligheid
Als je detector op minimale DISC al het ijzer schoon wegdiscrimineert, zal dus van de gevoeligheld voor kleinere bronzen en gouden voorwerpjes niet veel overblijven.
Remedie: De discriminatie verder verlagen. Voordeel: Flinke dieptewinst op klein brons en goud. Nadeel: Je graaft regelmatig een forse spijker op.

De amateur moet zelf ter plekke kunnen instellen wat hij of zij aan junkvondsten nog aanvaardbaar vindt.

Zoeken in All Metal is het andere uiterste: je graaft je dan echt gek naar alle junk. Nee, beter is een DISC-regeling die voldoende laag gaat. Helaas heeft één van de grotere merken metaaldetectoren zo'n te hoge minimumdiscriminatie in diverse modellen. Jammer, maar gelukkig wel goed te modificeren.

Een ander merk heeft een veel vervelender eigenschap. Extra vervelend omdat dit niet zo maar even te wijzigen is. Om dit duidelijk te maken zal ik aan de hand van blokschema's wat meer over de interne opbouw van een detector vertellen.

In onderstaande figuur zie je dat de detector inwendig twee meetcircuits heeft, A en B.
flowdiagram
Circuit A staat middels de GEB knop afgeregeld op de grondmineralisatie. Alles wat op de lineaal rechts daarvan ligt, dus ook alle metalen, zal als positief signaal verschijnen.

Circuit B staat met de DISC-knop ingesteld op de soort vondst vanaf welke we willen accepteren. Ook hier geldt dat alles wat op de lineaal rechts daarvan ligt als positief signaal zal verschijnen.

In de klassieke detectorbouw werkt men zo: indien beide meetcircuits gelijktijdig een positief signaal geven, zal een piepje klinken. Beide circuits moeten dus de vondst "goedkeuren" om een piep te krijgen.

Bij het afwijkend merk echter, werkt men zo: Als circuit A een metaal meet, klinkt een piep. Indien circuit B constateert dat het metaal van het soort is dat gediscrimineerd dient te worden, blokkeert die de piep.

A wil dus bij elk metaal piepen, en B gooit de rem erop als het junk is. Nu komt de clou: Omdat circuit A middels de GEB-knop mooi op de grond staat afgesteld heeft die weinig last van grondmineralisatie en zal dus lekker diep gaan. Circuit B daarentegen staat met de Disc-knop ingesteld en dus noodgedwongen NIET op de grond afgeregeld. Circuit B gaat daardoor minder diep en is dus niet in staat junk af te wijzen die aan de rand van de zoekdiepte ligt. Praktijk: detector gaat lekker diep, maar diepliggende junk klinkt als een goed metaal. Even graven.. eh, o nee, toch junk! Gebruikers van dergelijke detectoren zullen het probleem herkennen. Het is voor mij een volslagen raadsel waarom een fabrikant kiest voor een dergelijk systeem...

lijn